Hogewoerd 59-61 in het verleden / Jan Samuel Timmerman Thijssen
Een bijzonder belangrijke, maar opvallend kort durende rol in de geschiedenis van de wijnkoperij werd gespeeld door Jan Samuel Timmerman Thijssen. Hij werd in oktober 1782 geboren in Hoorn als de jongste zoon van Hendrik Timmerman en Wilhelmina Hubert. Na het overlijden van Hendrik Timmerman verhuisde diens weduwe met haar kinderen naar Leiden. Ze ging daar wonen bij haar broer Samuel Hubert, en diens vrouw Sophia Elisabeth Thijssen. Samuel Hubert was emeritus-predikant, regent van het weeshuis en hoogheemraad van Rijnland. Het echtpaar Hubert-Thijssen had geen kinderen. Het lijkt erop dat de jonge Jan Samuel de favoriet was van zijn oom en tante. Hij ging de dubbele naam Timmerman Thijssen dragen. Misschien was het de bedoeling de naam Thijssen voor uitsterven te behoeden. Het feit dat Sophia Elisabeth erg rijk was dankzij de nalatenschap van haar vader Johannes Thijssen kan ook een rol hebben gespeeld.
In september 1799, toen Timmerman Thijssen nog 16 was, werd hij ingeschreven als student aan de juridische faculteit. Ruim een jaar later, in november 1800, werd hij “gerecipieerd” als lid van de vrijmetselaarsloge La Vertu. In het register staat dat hij toen 20 was, maar in werkelijkheid was hij net 18 geworden.
In november 1801 werd Timmerman Thijssen officieel poorter van de stad Leiden. Twee andere inwoners van Leiden stelden zich borg voor hem.
Wijnkoper aan de Hogewoerd
In maart 1802 trouwde Timmerman Thijssen, die toen nog maar 19 jaar was, met Hendrina Elisabeth Meijer. Door dat huwelijk kreeg hij de status van een meerderjarige en kon hij zelf zaken doen. In een akte uit dezelfde maand werd hij aangeduid als ‘koopman in wijnen’.
Hoe jong hij ook was, Timmerman Thijssen kocht in 1802 en 1803 vier naast elkaar staande woonhuizen aan de Hogewoerd. Het grootste van de vier was het latere Hogewoerd 57. Het was begin november 1798 gekocht door Willem Costerus, baljuw en dijkgraaf van Rijnland, die echter eind december van dat jaar plotseling overleed. Zijn weduwe Maria Emmerentia ter Borch bleef er aanvankelijk wonen met haar twee kinderen. Zij kocht in april 1799 ook het buurhuis, het huidige Hogewoerd 59. In februari 1802 verkocht ze beide panden aan de eerder genoemde Sophia Elisabeth Hubert-Thijssen, die inmiddels weduwe was geworden. Zij trad waarschijnlijk alleen op als tijdelijk vertegenwoordiger van haar neef, die toen nog niet getrouwd was en daarom de panden niet zelfstandig kon kopen.
Timmerman Thijssen zelf kocht in mei 1802 het huidige Hogewoerd 61 en in oktober 1802 het huidige Hogewoerd 61A. In mei 1803 werd hij ook formeel eigenaar van de twee panden die zijn tante in 1802 had gekocht.
Hij woonde zelf in het latere Hogewoerd 57 en had daar ook zijn kantoor. Van de andere drie panden, die daarvoor ook woonhuizen waren geweest, maakte hij pakhuizen voor zijn wijnkoperij. Hij liet de panden onderling verbinden via deuren in de tussenmuren. Alleen de bovenverdiepingen van het meest linkse pand stonden niet in verbinding met de wijnkoperij. Daarvan liet hij een afzonderlijke bovenwoning maken.
Een openbare veiling
Aan de betrokkenheid van Timmerman Thijssen bij de wijnkoperij kwam begin 1804 een plotseling einde. Op 18 februari 1804 werd de wijnkoperij in het openbaar verkocht in het Heerenlogement aan het Burchtplein. Dat gebouw maakt nu deel uit van de openbare bibliotheek aan de Nieuwstraat.
In de veilingakte beschreef notaris Denijs Bouwman het te verkopen complex als volgt:
Een Extra ordinaire wel gesitueerde en beklante Wijnkoperij met deszelfs Hegte Sterke en zeer weldoortimmerde Woonhuizinge en Erven, als mede drie daaraan, en aan elkanderen verheelde Pakhuizen en Erven, terzijde van de voorschr. Wijnkoperij, mitsgaders diverse Huizen en Erven en een ledig Erf, staande en gelegen agter – en behoorende tot de eerstgemelde Huizinge en Erven aan de Zuidzijde van de Hogewoerd; voords nog twee Hegte Sterke en weldoortimmerde Huizen en Erven, alle staande en gelegen binnen de Stad Leyden, ter plaatse hierna breder gemeld.
De veiling werd ook aangekondigd In de Leydse Courant van 17 februari 1804:
In de problemen door speculatie
Timmerman Thijssen was zelf degene die de wijnkoperij te koop liet zetten. Waarschijnlijk was hij in geldnood gekomen door speculatieve biedingen bij veilingen van twee andere panden: de herberg ‘Het Scheepje’ aan de Vismarkt en de brandewijnstokerij ‘De Kleine Kroon’ aan de noordkant van de Langegracht bij de voormalige verlengde Oostdwarsgracht. De regel was dat degene die in de opbodfase het hoogste bod had gedaan, recht had op ‘strijkgeld’ van de verkoper. Daar stond tegenover dat als in de afslagfase niemand een hoger bod deed, de eerste bieder gedwongen was om het pand te kopen.
De datum van die veilingen is nog niet gevonden, maar moet gelegen hebben voor 4 februari 1804. Op die dag machtigde Timmerman Thijssen in een akte bij notaris Pieter van Hemeren zijn tante om namens hem op te treden bij het transport van de twee genoemde panden. Er stond bij dat hij die panden eerder bij een publieke veiling had gekocht: het eerste voor 7300 gulden en het tweede voor 2133 gulden.
Het transport van het pand aan de Vismarkt vond plaats op 11 februari. De brandewijnstokerij aan de Langegracht werd pas op 5 april getransporteerd. Voor dat laatste pand betaalde Timmerman Thijssen volgens de transportakte overigens niet 7300, maar 8946 gulden. De reden voor het late transport was misschien dat hij moeite had gehad om het geld bij elkaar te krijgen.
Beide panden verkocht Timmerman Thijssen korte tijd later met een verlies van zo’n 50 procent. De herberg aan de Vismarkt werd tegelijk met de wijnkoperij aan de Hogewoerd geveild. De wijnkoperij bracht 2725 gulden op, de herberg 1030 gulden. Voor ‘De Kleine Kroon’ kreeg Timmerman Thijssen bij de verkoop in september 1804 nog maar 4532 gulden. Ook bij de verkopen trad zijn tante als zijn gemachtigde op.
Latere activiteiten van Timmerman Thijssen
Na het financiële debacle uit 1804 was de rol van Timmerman Thijssen in Leiden uitgespeeld. Volgens een akte uit 1806 woonde hij toen in ’s-Hertogenbosch. Niet veel later vertrok hij naar Indië. Zijn vrouw Hendrina Elisabeth Meijer was geboren in Malakka, waar haar vader koopman was. Over zijn nalatenschap was nogal wat te doen, en misschien wilde het echtpaar ter plaatse orde op zaken stellen.
Hendrina Meijer moet niet lang daarna overleden zijn. Timmerman Thijssen hertrouwde in 1809 in Calcutta. Later droeg hij ertoe bij dat Malakka, dat in de napoleontische tijd door de Britten was overgenomen, weer in Nederlandse handen kwam. In 1818 werd hij benoemd tot gouverneur van Malakka. Hij overleed daar in 1823, 40 jaar oud.
De volgende pagina gaat over de drie mannen die de wijnkoperij van Timmerman Thijssen kochten.