Hogewoerd 132 in het verleden
Hogewoerd 132, de nieuwste aanwinst van Diogenes, is meer dan 360 jaar oud. Op deze pagina staat een kort overzicht van de geschiedenis van het pand. Veel van de informatie hieronder is afkomstig van Reinoud Boter en Piet de Baar.
Gebouwd na de stadsuitbreiding van 1659
De binnenstad van Leiden heeft in verschillende fasen zijn huidige omvang gekregen. De laatste vergroting van de middeleeuwse stad vond plaats in 1659. Er werd toen grond aan de oost- en de zuidoostkant bij de stad getrokken. De Hogewoerd, die eerst liep tot waar nu de Kraaierstraat ligt, werd toen doorgetrokken tot de huidige Plantage. Het kaartje hieronder laat zien waar de stadsuitbreiding lag: rechts van de stippellijn. De ondergrond van de kaart is een stadsplattegrond van Christiaan Hagen uit 1670, kort na de uitbreiding. Met een blauw cirkeltje is de plaats van Hogewoerd 132 op de hoek van de Rijnstraat aangegeven.
Dankzij de uitbreiding kwamen er veel bouwpercelen beschikbaar. Ze werden door het stadsbestuur verkocht aan bouwondernemers.
In oktober 1661 kocht de timmerman Cornelis Marcusz Leydecker een stuk grond op de hoek van de Hogewoerd en de Rijnstraat. Hij bouwde daar eind 1661-begin 1662 drie huizen: de huidige panden Hogewoerd 130 en 132 en een pand daarachter aan de Rijnstraat.
Hieronder staat een fragment uit de genoemde kaart van Hagen, met een markering van Hogewoerd 132. De weergave van de individuele panden door Hagen is niet exact, maar het is wel vrijwel zeker dat de panden een trapgevel hadden.
Leydecker verkocht nummer 130 en het huis in de Rijnstraat aan anderen en ging waarschijnlijk zelf in het hoekhuis wonen. Dat duurde echter niet lang: in 1663 ging Leydecker failliet. Het huis werd gekocht door de bakker Pieter Claesz. Boutkan.
Boutkan vroeg en kreeg in 1663 en 1670 vergunningen voor het maken van pothuizen (halfondergrondse uitbouwen) aan de kant van de Rijnstraat ten behoeve van zijn bakkerij. Meer hierover staat op de pagina De pothuizen van Hogewoerd 132.
Een bakkerij van 1663 tot 1839
Na de overname door Boutkan werd het huis 176 jaar lang gebruikt als bakkerswinkel. Het brood werd gebakken in het souterrain achter de winkel.
Er was een groot aantal achtereenvolgende eigenaren. In 1692 verkocht de curator van de zoon van Pieter Boutkan het pand aan Pieter van Oosten. Die verhuurde het aan de bakker Willem van Swanenburch, die drie jaar later zelf eigenaar werd. In 1723 werd het pand gekocht door de weduwe Anna de Bruyn. Zij liet het bakken over aan haar schoonzoon Gerrit van Wijk. In 1761 kwam de bakkerij in handen van Jan van Bennekom. Daarna volgde het tijdperk-Groen. Hendrik Willem Groen kocht de bakkerij in 1777. In 1786 kocht hij ook een pakhuis daarachter aan de Rijnstraat. Op latere leeftijd liet hij het bakken over aan zijn zoon Hendrik Willem Groen junior. Bij de verdeling van de nalatenschap van senior in 1828 werd junior officieel eigenaar.
Op de bovenstaande uitsnede van de kadastrale kaart uit omstreeks 1832 is de situatie in die tijd weergegeven. Het hoekhuis, het huidige Hogewoerd 132, heeft het perceelnummer 100, het pakhuis heeft nummer 101.
Op de kaart zijn ook de twee pothuizen weergegeven, met daartussen een onbebouwd gedeelte.
In 1837 verkocht Hendrik Willem Groen junior het pand met het pakhuis aan de bakker Dirk Prillevitz. Die zou de laatste zijn die het als bakkerij gebruikte.
Cornelis Wijnnobel en zijn familie
Prillevitz bood de bakkerij en het pakhuis eind 1839 openbaar te koop aan, twee en een half jaar nadat hij het gekocht had. In de veilingakte werd het als volgt aangeduid:
‘Een ruim, hecht, sterk en wel doortimmerd huis en erf, waarin de broodbakkerij van ouds met goed succes is uitgeoefend en nog wordt voortgezet, met deszelfs ruime winkel, korenzolders en verdere vertrekken en commoditeiten, staande en gelegen binnen de stad Leiden, aan de noordzijde van de Hoogewoerd, aan den hoek der Rijnstraat, waarlangs hetzelve aan de westzijde is strekkende, voorts een pakhuis en erf aan de westzijde van de Rijnstraat (…)’
De koper was de textielfabrikant Cornelis Wijnnobel. Een halfjaar later kocht Wijnnobel bij een andere veiling het buurpand, het huidige Hogewoerd 130. Dat pand had hij enkele jaren daarvoor al gehuurd.
Vermoedelijk woonde Wijnnobel met zijn gezin op de bovenverdiepingen van de twee panden. In 2024 zijn bij de restauratie van Hogewoerd 132 op de eerste verdieping oude dichtgemetselde doorgangen tussen de nummers 130 en 132 gevonden.
De begane grond van beide panden zal hij gebruikt hebben voor zijn bedrijf: de sajetfabricage. Sajetten zijn garens die gemaakt worden uit korte wolvezels.
In een besluit van burgemeester en wethouders van Leiden van 3 augustus 1840 werd ‘aan Cornelis Wijnnobel, fabrikant in sayetten, wonende binnen deze stad, op deszelfs verzoek (…) toegestaan dat hij in de midden- of scheidmuur van twee aan hem in eigendom toekomende huizen, staande en gelegen op de Hoogewoerd Wijk 3 nr. 347 en 348, sectie D n. 99, 100 en 101, zal mogen doen stellen een deurkozijn alsmede in het achtergedeelte van eerstgenoemd huis, uitkomende in de Rijnstraat, zal mogen doen plaatsen één fournuis en waterketel, mits zulks geschiede overeenkomstig de bestaande keuren en onder toezigt van rooimeesteren.’
Rond 1870 liet Wijnnobel een open stuk grond dat bij perceel 99 hoorde volbouwen. Toen dat werd vastgelegd in de kadastrale administratie werden tevens de percelen 99, 100 en 101 kadastraal samengevoegd. Het nieuwe perceel kreeg het nummer 1081. Hieronder staat links een uitsnede uit de kadastrale kaart van rond 1832 en rechts een tekening waarop perceel 1081 is weergegeven.
Wijnnobel overleed in 1874. Hij had drie erfgenamen: zijn vrouw en de twee kinderen van een overleden dochter. Zijn indrukwekkende erfenis werd verdeeld op 30 januari 1875. Het pand aan de Hogewoerd werd toebedeeld aan zijn 21-jarige kleindochter Agatha Geertruida de Vink, die niet lang daarvoor getrouwd was met de graankoopman Henri Peltenburg.
Een verbouwing in 1877
Met het overlijden van Wijnnobel kwam de fabricage van sajet in het pand tot een eind. Daardoor was de ruimte in het pand veel groter dan nodig was om er te wonen. Agatha de Vink en haar man kozen in 1876/77 voor een ingrijpende verbouwing. Daarbij werden Hogewoerd 130 en 132 weer gesplitst. Het gedeelte aan de Rijnstraat werd bij Hogewoerd 130 gevoegd, en het hoekpand 132 werd veel kleiner dan vroeger. Uit het bouwhistorisch onderzoek van Reinoud Boter blijkt dat Hogewoerd 132 in die periode een grote verbouwing tot woon-winkelpand heeft ondergaan. Veel bouwelementen in het pand zijn afkomstig uit de tijd van deze verbouwing.
De nieuwe splitsing is hieronder te zien op een vergelijking van kadastrale tekeningen uit 1870 (links) en 1877 (rechts). Hogewoerd 130 en 132 kregen de perceelnummers 1186 en 1187. Het noordelijke pothuis is bij de splitsing afgebroken. Op die plaats kwam een toegangsdeur.
Het jonge echtpaar Peltenburg ging in Hogewoerd 130 wonen. Ze kregen drie kinderen, van wie er één jong overleed. Agatha Peltenburg-de Vink overleed al in 1881, nog maar 28 jaar oud.
Hogewoerd 132 werd waarschijnlijk aan een ander verhuurd. Helaas is niet bekend wie de huurder was en waarvoor de winkel werd gebruikt.
Fontein en Teeuwen
Henri Peltenburg hertrouwde in 1882. Hij ging met zijn tweede vrouw in Hogewoerd 136 wonen, een paar huizen verder. In datzelfde jaar verkocht hij Hogewoerd 130 en 132 aan Meindert Huibert Fontein, een rijke koopman die een enorm aantal huizen in Leiden bezat. Fontein verhuurde beide huizen.
In 1890 kwam het echtpaar Teeuwen-Mizée in Hogewoerd 132 wonen. Johannes Hendricus Teeuwen was agent van een ziekenfonds en een levensverzekeringmaatschappij, zijn vrouw Christina Mizée had in het pand een manufacturenwinkel.
Fontein overleed in 1905. Daarna lieten zijn nabestaanden alle huizen veilen. Voorafgaand daaraan was er een nieuwe herindeling van Hogewoerd 130 en 132. Dat wordt hierboven geïllustreerd met een vergelijking van kadastrale tekeningen van 1877 en 1905. Het gedeelte aan de Rijnstraat werd afgesplitst van Hogewoerd 130. Het deel dat later de karrenloods werd genoemd werd weer toegevoegd aan Hogewoerd 132. Het resterende deel aan de Rijnstraat met het perceelnummer 1557 werd in de veilingakte aangeduid als ‘pakhuis met graanzolders’. Ze werden afzonderlijk verhuurd.
Bij de veiling eind 1905 werd Teeuwen eigenaar in plaats van huurder van Hogewoerd 132. Hij kocht ook het pakhuis aan de Rijnstraat.
De manfacturenwinkel van Christina Teeuwen-Mizée werd in of kort voor 1918 gesloten.
De sigarenzaak van Laken
In mei 1918 verhuurde het echtpaar Teeuwen het pand Hogewoerd 132 aan Theodorus Laken. Die was groentenkweker, maar moest waarschijnlijk om gezondheidsredenen met dat werk stoppen. Hij begon aan de Hogewoerd een sigarenwinkel. In de Leidse Courant van 7 mei 1918 plaatste Laken een advertentie waarin hij de opening aankondigde.
Drie dagen later verscheen er in dezelfde krant een redactioneel artikel waarin uiterst lovend over de nieuwe winkel werd gesproken.
Al na anderhalf jaar, in oktober 1919, overleed Laken, “na een lang doch geduldig lijden”. Hij liet een vrouw en drie dochters na. Zijn weduwe Cornelia Laken-van der Linden zette de winkel voort. In 1921 kocht zij het pand van de familie Teeuwen. In 1923 overleed haar oudste dochter, in 1924 haar jongste. De middelste dochter, Johanna Geertruida Petronella (Annie) Laken, die geboren was in 1910, hielp haar moeder in de winkel.
Hierboven een foto van Hogewoerd 132 uit 1924. Bron: ELO.
Aan de zijgevel hangen drie panelen met reclame. Op een daarvan is een vrouw in een japon te zien, misschien nog uit de tijd van de manufacturenzaak. De afbeeldingen op de andere panelen zijn niet goed thuis te brengen; ze bevatten misschien tabaksreclame.
Cornelia Laken-van der Linden overleed in 1943. Haar dochter Annie Laken zette de sigarenzaak daarna alleen voort.
Van 1944 tot 1953 woonde een neef van Annie Laken met zijn gezin op de bovenverdiepingen.
Deze foto van Hogewoerd 132 zal voor of uiterlijk in 1960 zijn gemaakt. Dat is af te leiden uit het feit dat bij het maken van de foto de bovenleiding van de Blauwe Tram nog aanwezig was.
Aan de zijgevel van het pand hangen (minstens) drie reclameborden: van de sigarenmerken Ritmeester en Panter en de koffie-, thee- en tabaksfirma Van Nelle.
De foto hiervoor en de twee volgende zijn beschikbaar gesteld door de heer J.L.J. Dingjan
De pui van de sigarenwinkel. Op de ruit van de winkeldeur is behalve de naam van de eigenares en het telefoonnummer ook reclame voor Douwe Egberts tabak te zien.
Annie Laken achter de toonbank, die links van de ingang stond.
Hierboven links een bericht uit de Nieuwe Leidse Courant van 6 mei 1968 over het vijftigjarig jubileum van de tabakszaak. Rechts een aankondiging van Annie Laken over haar besluit om per 1 januari 1971 te stoppen met de zaak.
Zij overleed in 1996 in Leiden op 85-jarige leeftijd.
Eigendom van de familie Hartwijk
In 1972 werd het pand gekocht door Alexander (San) Hartwijk, die het gebruikte als extra toonzaal voor de meubelzaak van zijn ouders in Hogewoerd 163, schuin aan de overkant. In 1976 opende zijn vrouw Thea Hartwijk er Kadoshop ’t Hartje.
In 1989 kwam de kledingwinkel Dioggi Fashion in het pand, en van 1993 tot (ten minste) 2010 was de wijnhandel Cave Grand Cru er gevestigd.
Hieronder Hogewoerd 132 in 2005, toen het gebruikt werd door de wijnhandel (foto Joop Gijsman).
Aan de zijgevel was nog een reclamebord voor de meubelzaak Hartwijk bevestigd.
Gekocht door Diogenes
Na het vertrek van de wijnzaak werd Hogewoerd 132 alleen nog gebruikt voor kamerverhuur. Het pand was dringend toe aan onderhoud en verbetering.
In 2022 bereikte de Stichting Diogenes overeenstemming met de familie Hartwijk over aankoop van het pand, Na een grondige voorbereiding werd in 2024 begonnen met de restauratie en verduurzaming.
Naar de hoofdpagina over Hogewoerd 132
Naar de pagina De pothuizen van Hogewoerd 132.