Stichting Diogenes Leiden

Restaureren van monumenten in Leiden

De pothuizen van Hogewoerd 132

Een bijzonderheid van Hogewoerd 132 is dat tegen de zijmuur aan de Rijnstraat een pothuis is gebouwd. Een pothuis is een kleine uitbouw die deels onder en deels boven het straatniveau ligt. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft als betekenis van het woord pothuis: Zeker klein, laag uitbouwsel met afhellend dak, gewoonlijk voor aan — of op zij van — een huis, naast of op de stoep. Daaraan wordt toegevoegd: De samenst. is alleen in het Nederl. bekend en is waarschijnlijk aanvankelijk de naam geweest van een huisje dat diende voor het verkoopen of bergen van pottenbakkerswaar of voor het bergen van keukengereedschap.

 

Volgens een artikel van Piet de Baar in het Leidsch Dagblad van 24 juli 1989 werden er in het midden van de zeventiende eeuw in Leiden zo’n honderd vergunningen voor het maken van een pothuis afgegeven. Er zijn nu nog maar vier exemplaren over. De andere drie staan op de Oude Varkenmarkt, in de Pieterskerkstraat en in de Kraaierstraat.

 

 

Hierboven is het pothuis van Hogewoerd 132 te zien op een foto uit 1976. Rechts van het pothuis stond een houten omheining met ongeveer dezelfde afmetingen ter afscherming van de onder het straatniveau aangebrachte ramen van die keuken.

 

Het pothuis uit 1663

 

In 1663, twee jaar na de bouw van Hogewoerd 132, werd de bakker Pieter Claesz. Boutcan eigenaar van het pand. Hij vroeg vervolgens vergunning aan het stadsbestuur om het te mogen uitbreiden met een pothuis. Het verzoekschrift hieronder is te vinden in het ‘gerechtsdagboek’. Daarin werden de binnengekomen verzoekschriften en de genomen beslissingen overgeschreven door een klerk.

 

 

Aen de EE Achtb. Heeren de Heeren van de Gerechte der stadt Leyden. Geeft met behoorlijcke eerbiedicheyt te kennen U EE Achtb. gansch onderdanigen Pieter Claesz. Boutcan, backer binnen dese stadt, hoe dat hij suppliant, eygenaer zijnde van seeckere huysinge ende erve staende ende gelegen op den houck van de Rijnstraete op de Nieuwe Hogewoert, in welcke huysinge hij van meninge is hem op meye naestcomende metterwoon te begeven, ten dienste van sijne neeringe bevindt dat hem ten hoochsten van nooden sal zijn binnen het heck van d’ voors. zijne huysinge te maecken ende op te richten een pothuys omme hem, soo in ’t voorsetten van zijn broot ende andere winckelwaren alsmede tot het zetten van eenige rommeling te cunnen dienen; dan alsoo hij suppliant sulcx niet en vermach te doen maecken als met voorgaende ende speciael consent van U EE Achtb., soo keert hij suppliant hem aen deselve, gants ootmoedelick versoeckende dat U EE Achtb. gelieven hem suppliant toe te staen ende te consenteeren omme binnen het heck van sijne huysinge voorengeroert een bequaem pothuys te doen maecken. ‘twelck doende etc. (transcriptie Piet de Baar)

 

Boutcan wilde het pothuis dus gebruiken om zijn brood en andere winkelwaren te etaleren en er wat ‘rommeling‘ neer te zetten. Vermoedelijk zaten er ramen in de uitbouw of kon het dak worden opengeklapt. Uit de woorden binnen het heck van d’ voors. zijne huysinge kan worden afgeleid dat de strook grond langs de Rijnstraat waar het pothuis op werd geplaatst eigendom van Boutcan was.

Hij kreeg op 15 maart 1663 toestemming om een bequaem pothuys te maken.

 

Het pothuis uit 1670

 

In 1670 diende Boutcan opnieuw een verzoek in om een pothuis te mogen maken. Hij schreef dat hij suppliant van cleyne ruymte versien is omme het backe aldaer te plegen en dat er naast zijn huis een hek was waarbinnen gemakkelijk een pothuis kon worden gemaakt zonder gebruik te maken van de openbare straat. Hij vermeldde niet dat hij al een pothuis naast zijn huis had. Ook nu kreeg hij de gevraagde toestemming. Boutcan moest daarvoor jaarlijks een recognitie van zes stuivers aan de stad betalen. Deze keer werd als voorwaarde toegevoegd dat het pothuis geen belemmering mocht opleveren voor de vensters van de buurman. Daaruit kan worden afgeleid dat het tweede pothuis dicht bij het buurpand kwam te staan.

 

Gebruikt door bakkers en een textielfabrikant

 

Het pand bleef tot 1839 eigendom van opeenvolgende bakkers. Aan te nemen is dat de twee pothuizen in die jaren onderdeel bleven van de bakkerij. In 1839 werd het pand gekocht door de textielfabrikant Cornelis Wijnnobel. Hij gebruikte een deel ervan, vermoedelijk in ieder geval het souterrain, voor zijn bedrijf. Omdat de pothuizen aansloten op het souterrain, zullen die daarvoor ook wel gebruikt zijn.

 

Afbraak van een pothuis in 1877

 

Op de pagina Hogewoerd 132 in het verleden staan de onderstaande kadastrale tekeningen. Ze geven de situatie weer in, van links naar rechts, omstreeks 1832, 1870 en 1877.

 

 

Op de eerste twee tekeningen zijn twee pothuizen te zien, op de derde nog maar één. Het noordelijke pothuis moet afgebroken zijn bij een grote verbouwing van het complex in 1877. Bij de verdeling van de erfenis van Cornelis Wijnnobel in 1875 waren de panden aan de Hogewoerd (nummer 132 en het daarmee samengevoegde 130) toebedeeld aan zijn kleindochter Agatha Geertruida de Vink. Zij liet met haar man Henri Peltenburg het complex weer splitsen. Vermoedelijk is direct na de afbraak van het tweede pothuis op die plaats de dubbele deur gemaakt die jarenlang toegang heeft gegeven tot de ‘karrenloods’. Die deur wordt in de toekomst de voordeur van het nieuwe appartement Rijnstraat 9 B.

 

Het overgebleven pothuis

 

Het zuidelijke pothuis bleef bestaan. Volgens het bouwhistorisch onderzoek van Reinoud Boter is het rond 1877 grotendeels opnieuw opgebouwd en werd toen in het achterste deel van het pothuis, gezien vanaf de toegangsdeur, een kast gemaakt.

 

In 1936 stuurde iemand een brief naar het Leidsch Dagblad waarin hij erop aandrong ‘den hinderlijken uitbouw’ te laten verwijderen:

 

 

Zijn oproep heeft geen succes gehad.

 

Kortgeleden werd een nieuw licht geworpen op de functie van de hierboven genoemde kast in het pothuis. Twee familieleden van de vroegere sigarenwinkelierster Annie Laken vertelden dat ze in de jaren 50 en 60 vaak in Hogewoerd 132 op bezoek kwamen. In het pothuis was toen een ouderwetse houten poepdoos. ‘Je moest dan een emmertje water meenemen om door te spoelen.’

Hieronder een foto van de deur van de ‘kast’ uit begin 2024.

 

 

Bij de verbouwing wordt in het pothuis de cv-ketel van het benedenappartement ondergebracht. Het zal ook dienen als extra bergruimte voor de bewoners.

 

 

Naar de hoofdpagina over Hogewoerd 132

Naar de pagina Hogewoerd 132 in het verleden.