Het Mierennesthofje en het Pauluslabyrint
Het Mierennesthofje speelt een rol in de nieuwste literaire thriller van de Leidse schrijver Jeroen Windmeijer: Het Pauluslabyrint.
Bij de plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer door de burgemeester van Leiden wordt een onbekende tunnel ontdekt. Daarna volgt een serie onverwachte ontwikkelingen: er verdwijnen mensen en een eeuwenoude geheime sekte wordt actief. Er blijkt zelfs een verband te zijn met de rol van de apostel Paulus bij de ontwikkeling van het vroegste christendom. Om de raadsels op te helderen en de verdwenen mensen terug te vinden wordt gezocht in een gangenstelsel dat onder de Leidse binnenstad blijkt te liggen.
Een fragment:
‘We zijn achter de Hooglandse Kerk nu, ergens bij de Hooglandsekerkgracht…’
De anderen keken in spanning omhoog, wachtend op een preciezere locatie.
‘Hier heb ik het,’ zei de agent, terwijk hij met zijn vingers het plattegrondje vergrootte.
‘We zitten onder het Mierennesthofje,’ zei de agent met de mobiele telefoon in zijn hand. ‘Als twee van jullie daar nu heen gaan, dan kunnen we kijken of jullie ons kunnen lokaliseren. Ik kan hier boven aan de trap blijven staan en tegen het plafond kloppen of anders kunnen we roepen. Misschien horen jullie ons. Ik zie hier iets wat op een deksteen lijkt.’
‘We kunnen het allicht proberen,’ zei een van zijn collega’s, ‘maar ik weet niet of dat geluid zo ver draagt. Het lijken me nogal dikke stenen zo boven ons hoofd.’
‘Blijven jullie twee maar hier,’ zei de oudste agent. ‘Dan loop ik er wel heen. U kunt met mij meekomen, mevrouw Frederiks.’
Dat laatste was geen uitnodiging, maar een bevel.
Janna en de agent liepen terug naar de ingang.
(…….)
Ze klommen via de touwladder weer naar boven.
Een andere agent hielp hen uit het gat te klimmen. ‘Hoe is de situatie beneden?’ vroeg deze.
‘Er is een doorgang geforceerd,’ zei zijn collega. ‘Achter die muur loopt de tunnel gewoon door. Ze staan nu bij een trap. Wij lopen naar het Mierennesthofje, achter de Hooglandse Kerk. Het lijkt erop dat de trap toegang geeft tot het hofje of tot een huis in dat hofje.’
‘Uitstekend, ik geef het door.’
Samen liepen Janna en de agent langs de Hooglandse Kerk de gedempte Hooglandsekerkgracht op, die ze schuin overstaken naar het hofje.
‘Vergeet maar wat ik zojuist gezegd heb,’ herhaalde de agent.
‘Maakt u zich geen zorgen’,’ stelde Janna hem gerust.
Inmiddels stonden ze voor de deur van het hofje, waar vijf deurbellen onder elkaar zaten, die Janna alle vijf kort na elkaar indrukte.
(…….)
Er klonk een zoemertje, waarna ze de poort open konden duwen. Nog voor ze aan het einde van de smalle gang waren, ging de deur al open. Een oudere dame verscheen in de opening, maar ze deed een stap terug toen Janna en de agent het hofje binnengingen.
Een gevoel van diepe rust kwam over Janna heen, zoals wanneer je bij een popconcert even de zaal uit gaat en de geluidwerende deuren achter je dichtvallen.
‘U laat me schrikken,’ zei de dame bedeesd.
De agent stelde zich voor met zijn achternaam, Janna met haar voornaam.
Op een muur hing een bordje met de naam van de woningstichting erop: DIOGENES. Janna glimlachte om het gevoel van ironie dat de naamgevers moeten hebben gehad om een woningstichting te vernoemen naar iemand die volgens de legende in een regenton sliep.
Om te voorkomen dat voor de lezers de spanning verloren gaat, kan hier alleen worden gezegd dat de sleutel tot de oplossing van het mysterie inderdaad gevonden wordt in het Mierennesthofje.